Zoals een ieder gevoeglijk bekend is komt er bij de Zeekoet een gebrilde vorm voor. Deze onderscheidt zich van de gewone vorm door het bezit van een witte oogring en een witte lijn van het oog naar achteren lopend, over de groef die zich daar uitwendig bij elke Zeekoet bevindt (zxe fig.). Het is aangetoond dat deze variatie zich op een recessief (autosomaal) gen bevindt. Deze "bril" is ongetwijfeld niet het enige verschil tussen de beide vormen, aangezien het percentage gebrilde vorm in de Atlantische Oceaan naar het noorden toe toeneemt, en soms zelfs hoge percentages bereikt (71 % op Nunarsuk Isl., Canada), en dat is zeer vreemd voor een recessief gen. Het betekent dat er op dergelijke plaatsen een groot selectief voordeel moet bestaan voor gebrilde Zeekoeten. Waaruit dat voordeel bestaat is nog niet duidelijk. Er is wel eens gedacnt dat het samenhangt met basaalraetabolisme en lichaamstemperatuur (mogelijk hoger bij de gebrilde vorm) of met het tijdstip waarop een Zeekoetkuiken in staat is zijn lichaamstemperatuur te regelen (mogelijk wat vroeger bij de gebrilde vorm), maar dat is allemaal nooit goed aangetoond. , In de Nederlandse Zoölogische Musea, te Amsterdam en Leiden,is een vrij groot aantal Zeekoetbalgen aanwezig. Bij deze balgen heb ik oa. gekeken naar het percentage gebrilde vorm, en wel of er een verband was tussen dit percentage en rugkleur. Bij de rugkleur maakte ik onderscheid tussen grijsbruine kleuren (A, meestal ondersoort albionis) en donkere tot zwarte kleuren (B, meestal ondersoort aalge).