Vanuit huis zag ik een Zeekoet in de branding. Hij dobberde langzaam richting haven. Ik liet mij meelokken. En jawel, toen ik eenmaal op de kop van het Zuidelijk Havenhoofd was aangekomen, kwam hij binnen. Hij wél*. Hebben dus!
In de tussentijd zag ik:
- voor het Semafoor nog een Witte Kwikstaart en vier Kneutjes;
- op het Noordelijk Havenhoofd twee Oeverpiepers;
- op het Zuidelijk Havenhoofd - op aanwijzing van Jan en Roy - bovenstaande twee Bonte Strandlopers
- *) en vanaf de kop ontdekte ik - tussen de vele meeuwen ten noorden van het Noordelijk Havenhoofd in één kijkerbeeld met eerder genoemde Zeekoet - een Rosse Franjepoot. Toen later de zandzuiger terug was, verloor ik hem uit het oog. Misschien komt die vanmiddag ook nog wel naar binnen.
Het begint te komen!